Afhankelijk van het apparaat zijn er verschillende apparaatinstellingen beschikbaar in de configuratie.
De instellingen van het apparaat kunnen worden uitgevoerd via de HomePilot® app en via de HomePilot® interface. De hier getoonde afbeeldingen tonen de HomePilot® app.
Spraakbesturing:
De HomePilot® ondersteunt momenteel spraakbesturing via Alexa en Google Assistant. Om de apparaten door de providers te laten vinden, moet het apparaat voor de dienst zijn ingeschakeld door op de dienst te klikken.
Runtime:
De runtime is de tijd die de dimmer nodig heeft om van 0 tot 100% te dimmen. Deze instelling is ALLEEN geldig voor commando's die via de radio worden verzonden. Als de externe drukknop ter plaatse wordt bediend, is de dimsnelheid altijd gelijk. Als u bijvoorbeeld een tijd van 20 seconden invoert, duurt het 20 seconden voordat de dimmer wordt ingeschakeld via scène of afstandsbediening. Indien in een scène een procentuele waarde moet worden benaderd, b.v. 50%, dan zou dit dienovereenkomstig 10 seconden duren.
Moduswijziging:
In de regel heeft deze functie geen invloed op het werkingsgedrag van het toestel. Alleen als het apparaat rechtstreeks met UP- of DOWN-commando's wordt bestuurd, verandert het gedrag. Een voorbeeld is de handzender Standard 9491. Als u deze zender rechtstreeks bij de schakelactor aanmeldt, wordt het licht gewoonlijk ingeschakeld met de OMHOOG-toets. Indien u echter op dezelfde knop ook rolluiken hebt geregistreerd, zou dit tot gevolg hebben dat het licht wordt ingeschakeld wanneer de rolluiken worden geopend. Indien u echter precies de tegenovergestelde functie nodig hebt, kunt u de moduswijziging activeren zodat de schakelactor wordt ingeschakeld met de DOWN-toets.
Trapfunctie:
Met de trapfunctiekan het apparaat na een gewenste tijd wordenuitgeschakeld.De tijd kan in kleine stappen worden ingesteld van 0,1 seconde tot ca. 54 minuten (3276 seconden)
Let op: Sommige actuators hebben ook een uitschakel-voorwaarschuwing, waardoor het apparaat een paar keer knippert voordat het wordt uitgeschakeld.
De uitschakelwaarschuwing wordt geactiveerd wanneer een oneven waarde (na de komma) van meer dan 60 seconden wordt ingesteld.
Voorbeeld:
183,0 = uitschakeling na ca. 3 minuten
183,1 = 30,15 en 7,5 seconden voor uitschakeling schakelt de aandrijving één keer kort uit en daarna weer in.
Tussenwaardefunctie:
Indien de tussenwaardefunctie is ingeschakeld, stopt elk inschakelcommando bij de ingestelde tussenwaarde. Opdrachten met percentages zijn uitgezonderd. Bv. scène met lijn 80%Bovendien
kunt u aangeven of de tussenwaarde op elk moment via externe drukknoppen overschreven moet worden, of dat u de tussenwaarde eenmalig op dit punt opgeeft.
Belastingstype:
Normaal gesproken past de dimmer zich automatisch aan de aanwezige lichtbron aan. U hebt echter ook de mogelijkheid om het laadtype handmatig in te stellen.
Minimum- en maximumhelderheid:
Bij sommige lampen kan flikkering in het grensbereik optreden. De twee instelmogelijkheden kunnen worden gebruikt om het werkbereik naar behoefte te beperken.
Minimale lichtsterkte:
Normatieve veiligheidsvoorschriften schrijven voor dat een lichtbron bij de laagste lichtsterkte van de dimmer nog herkenbaar moet schijnen.
De bijbehorende functionaliteit is in de dimmer opgeslagen. Aangezien veel (retrofit) LED lampen al vrij helder schijnen bij de vooraf ingestelde minimale helderheidswaarde, kan deze functie worden uitgeschakeld. Op deze manier kunnen met veel lampen donkere lichtscènes worden gecreëerd.
Ontstekingshelderheid:
Bij sommige lampen kan het gebeuren dat bij het inschakelen tot een zeer lage dimwaarde, b.v. 10 procent, de lamp niet inschakelt omdat zij niet kan "ontsteken". Op dit punt kunt u de ontstekingshelderheid instellen waarmee uw lamp wordt ingeschakeld, om deze vervolgens op de werkelijk gewenste waarde in te stellen.